sitemap CBA contra VDH-HB
2 commissieleden uit het CBA contra HB VDH.

Toelichting HB VDH - Email bericht c.q. brief aan PB's en Kringgroep besturen; Hoofdbestuur VDH

Toelichting HB VDH - Email bericht c.q. brief aan PB's en Kringgroep besturen; Motivatie Toine Jonkers + reactie op HB.

Toelichting HB VDH - Email bericht c.q. brief aan PB's en Kringgroep besturen; Motivatie Ton van Oirschot + reactie op HB.

De tekst uit deze bovenstaande email c.q. brieven + toelichting HB VDH + reactie van 2 ex CBA-leden

Persingen, 25/10/07

Betreft : Informatie commissie bijstand africhting
Onze ref : GH/ 07-002241

Geacht Bestuur,

Twee leden van de Commissie Bijstand Africhting, te weten T. Jonkers en A.J. van Oirschot, hebben om hen moverende redenen besloten hun functie binnen de CBA neer te leggen.

Het hoofdbestuur respecteert hun beslissing en wil hen namens de VDH danken voor de jarenlange enorme inzet voor de Vereniging van fokkers en liefhebbers van Duitse Herdershonden.

De taken binnen de CBA worden voorlopig als volgt verdeeld.
Algemeen postadres voor de functies/taken die vielen onder T.Jonkers geldt: Ruud van Eck, Boomgaardstraat 6, 3214 AB Zuidland e-mail: eck@vdh.nl tel. 0181 452710

Wij verzoeken u alle stukken, die voorheen behandeld werden door T.Jonkers, zoals o.a. registratie africhtingsboekjes, pakwerkerszaken en spoorleggers te sturen naar bovenstaand adres.

Het secretariaat van de CBA blijft ongewijzigd. Secretaris CBA is G. Besselink, Oeverstraat 12, 7011 CH Gaanderen e-mail besselink@vdh.nl

Wij hopen u hiermede voldoende te hebben geďnformeerd.

Met vriendelijke groet,

Hoogachtend,
Namens het hoofdbestuur
van de V.D.H.

G.W.M. Hofman-Knoop secretaris

CC: PB’s
Kringgroepen

Voorwoord n.a.v. bovengenoemd bericht van Toine Jonkers

Beste VDH-ers,
Kort geleden heb ik u mijn motivatie tot stoppen als CBA lid toegestuurd.
Doordat de HB mededeling hierover zo weinig inhoud had voelde ik mij genoodzaakt u uit te leggen dat ik gevoelsmatig geen keuze had.

Een gedeelte van het HB voelde zich genoodzaakt om deze motivatie van een reactie te voorzien. Natuurlijk is dit voor mij geen probleem maar dit stelt mijn schrijven wel in een ander daglicht.

Omdat wij, Toon van Oirschot en Toine Jonkers, het in de meeste gevallen niet eens zijn met de reactie van het HB voelen wij ons genoodzaakt om te reageren op de HB reactie. Dit is verwerkt in de meegezonden bijlage.

Ik hoop dat jullie ook deze reactie op de betreffende sites willen plaatsen.

Met sportgroeten, Toine Jonkers

Beste VDH-ers,

Bij deze mail zijn twee bijlagen.
De bijlage 07-002241 is de brief die het HB vanavond heeft doen uitgaan met de mededeling dat twee CBA-leden gestopt zijn.
In deze brief blijft het HB echter zo op de vlakte dat ik mij genoodzaakt voel om de gang van zaken aan u kenbaar te maken die mijn beslissing veroorzaakt heeft.
Deze motivatie is verwoord in de tweede bijlage.

Dit schrijven is niet bedoeld om olie op het vuur te gooien maar puur en alleen om u uit te leggen dat ik geen keuze had. Als ik wel een keuze had gehad en een doorbraak mogelijkheid had gezien had ik hier zeker voor gevochten en met volle inzet mijn taak verder vervuld.

Met sportgroeten,

Toine Jonkers

Motivatie Toine Jonkers
Motivatie tot aftreden als CBA lid.

Ruim 12 jaar ben ik lid geweest van de CBA, in deze periode heb ik 3 voorzitters van het HB meegemaakt. Toen ik in de CBA kwam was dhr Meulenbeld voorzitter.
Hij was regelmatig aanwezig bij de CBA vergaderingen, en hij was betrokken bij de africhting en bereikbaar voor ons als CBA.
Dhr van der Weide volgde hem op, hij was nooit aanwezig op de CBA vergaderingen maar het functioneren van de CBA en de samenwerking met het HB bleef overeind.
Er was voldoende communicatie en met de voorstellen van de CBA werd serieus omgegaan.
Hiermee bedoel ik niet dat al onze voorstellen moeten werden overgenomen door het HB al was dit in 90% van de gevallen wel zo. In de gevallen dat het HB een andere mening was toegedaan werd er teruggekoppeld naar de CBA met een motivatie vanuit het HB waarom zij anders tegen de betreffende zaak aankeken.
Dat is een normale manier van samenwerken en communiceren met een commissie. Ik realiseer me goed dat een adviescommissie alleen advies kan uitbrengen en dat het HB beslist of zij dit advies opvolgen of niet. Het niet altijd opvolgen is geen probleem maar daar moet dan wel een goede motivatie richting commissie gaan zodat de commissieleden toch het gevoel krijgen dat hun mening gerespecteerd wordt, ook als het advies niet opgevolgd wordt.

Reactie HB
Naar de mening van het Hoofdbestuur is er bij afwijking van het advies altijd een onderbouwde motivatie richting de CBA gegaan. Voorbeelden zijn de VH I honden bij de africhtingswedstrijd bij de Ypelaar, het advies van de CBA m.b.t. het voorstel van Zuid Holland, de sanctiemaatregel m.b.t. dhr. De Wilde, het keurmeesterschap van dhr. Janse etc.

Reactie de 2 aftredende CBA leden op reactie HB:
Nooit heeft de CBA een onderbouwde motivatie ontvangen over de besluiten in de kwestie van de Dhr. De Wilde en Dhr. Janse.

Toen dhr Mulder voorzitter van de VDH werd is er veel ten nadele veranderd. De communicatie bleef uit en steeds verder groeide mijn gevoel dat wij als CBA niet als volwaardige adviescommissie werden aangezien. Steeds meer werd mijn gevoel bevestigd dat dhr Mulder en andere HB leden wel weten hoe het allemaal in elkaar steekt, daardoor te zelfstandig handelen en de commissieleden te kort doen zeker door het gebrek aan communicatie.
Vele voorstellen werden niet opgevolgd of in een later stadium zelfstandig teruggedraaid zonder terug te koppelen naar de CBA. Vele malen moesten wij op andere manieren vernemen dat het africhtingbeleid anders werd uitgevoerd dan door ons voorgesteld, bv door dit te lezen in een stukje dat verstuurd werd door het HB voor plaatsing in het maandblad.

Een aantal van deze zaken staan mij nog duidelijk voor de ogen.

- Als CBA wilde wij een artikel plaatsen in het VDH-blad over het speuren, hetgeen na het WK 2006 in Randers zeker een hot item was en een rode draad door geheel 2007. De redactiecommissie wilde in dit stuk teksten veranderen waarmee de CBA het niet eens was, wij vonden dat ons stuk onverkort geplaatst diende te worden. Zonder de CBA te raadplegen lazen wij ter elfder ure een e-mail van dhr Mulder dat de redactie het stuk niet hoefde te plaatsen in het VDH-blad. Het stuk is toen op de VDH-site geplaatst maar natuurlijk is het VDH-blad het orgaan waarin dit zeker geplaatst had moeten worden.

Reactie HB
Ook het Hoofdbestuur is van mening dat een artikel over het speuren gepubliceerd MOET worden aangezien dit in het belang van de leden is. Het CBA heeft hierover ook een artikel aangeleverd. Echter de redactie was van mening dat het artikel op onderdelen geredigeerd moest worden zonder afbreuk aan de inhoud te doen. Hierover hebben zij op 1 april contact gehad met de secretaris van de CBA en T. v. Oirschot als schrijver van het artikel.
T. van Oirschot gaf hierbij aan dat het artikel onverkort gepubliceerd moest worden
Op 2 april is er telefonisch contact met de secretaris van de CBA geweest over de aanpassingen en dat er taalkundige aanpassing nodig waren. De secretaris van de CBA zou
dit binnen de CBA gaan overleggen. Feit is dat de stukken inhoudelijk weinig verschillen en B. v. Swaaij heeft hier zowel met R. v. Eck als T. v. Oirschot over gesproken.
Op 4 april heeft R. v. Eck contact gehad met de redactie met de vraag of de stukken aangehouden kunnen worden tot na de vergadering van de CBA op 16 april.
Aan R. v. Eck is hierop medegedeeld dat op 11 april de 2e proefdruk bij de drukker moest liggen. Voor die tijd zouden er nog kleine wijzigingen aangebracht kunnen worden, daarna niet meer. 16 april was dus niet haalbaar.
’s Avonds is de redactie door R. v. Eck geďnformeerd waarin hij heeft gesteld dat beide stukken geplaatst dienen te worden zoals deze door de auteurs zijn ingediend.
Dezelfde avond heeft de redactie R. v. Eck geďnformeerd dat wanneer de stukken ongewijzigd geplaatst moeten worden de redactie niet tot plaatsing over kan gaan waarbij de redactie een beroep op hem en de CBA heeft gedaan om voor dinsdag 10 april met een voor ieder aanvaardbare oplossing te komen. Op 11 april heeft de redactie contact met de voorzitter gehad en hem geďnformeerd over de ontstane situatie.
Omdat men in een patstelling was beland heeft de voorzitter hierover contact gehad met
R. van Eck en B. v. Swaaij (afgevaardigde in de redactie) en hij heeft van hen alle in en outs vernomen. Aangezien wij op de deadline voor sluiting van de kopij stonden heeft de voorzitter uiteindelijk de knoop door moeten hakken. Het ging daarbij om het al dan niet onverkort publiceren van het artikel. Aangezien publicatie in het maandblad niet meer mogelijk was is het artikel op de website geplaatst.


Reactie op HB:
Het antwoord plaatsgebrek en tijdgebrek is ronduit niet waar er was meer dan genoeg tijd en de plaats was al gereserveerd. Maar goed je moet je toch verdedigen De vraag is: Het was de voorzitter dus bekend dat er een conflict was tussen twee commissies wat heeft de voorzitter ondernomen om dit conflict te beslechten want dat is de zaak waar het om draait niet om het gelijk maar om de oplossingen. De uiteindelijk gekozen oplossing was in het nadeel van de CBA en in het nadeel van de VDH-leden omdat deze niet volledig geďnformeerd werden door het niet plaatsen van dit artikel in het VDH-blad.

- Toen het samengaan met de R.v.B door het aftreden van de CWH niet door leek te gaan adviseerde wij het HB om weer te starten met een opleiding tot africhtingkeurmeester. Dit werd goedgekeurd in de HB vergadering. Kort daarop moesten wij in een E-mail lezen dat de opleiding niet door ging. Dit bericht was als mededeling bedoeld voor het maandblad, zelfs dhr van Eck kreeg deze informatie pas op dat moment.

Reactie HB.
Het is een misvatting dat er een besluit zou liggen dat de opleiding geen doorgang zou vinden. In de HB vergadering van november is door R. v. Eck naar voren gebracht om de publicatie in het januarinummer m.b.t. de opleiding tot africhtingskeurmeester te vervroegen naar december. Aangezien de sluitingsdatum al was geweest is er toegezegd om ons in te spannen dit te realiseren.
Echter na afloop van de vergadering kwam informeel nogmaals de financiële positie van de VDH naar voren. Over 2006 was al een verlies geleden en wij zouden in de HB vergadering van december ons nog beraden waar wij over 2007 een bezuiniging door konden voeren aangezien de begroting 2007 zeer krap was opgesteld.
De opleiding tot africhtingskeurmeester kon dan ook besproken worden mede in het licht van het samengaan met de CWH.
Aangezien publicatie door de CBA voorzien was in januari is er besloten om de publicatie in december op te schorten naar de oorspronkelijke datum zodat wij in de HB vergadering van december in de gelegenheid zouden zijn de financiële consequenties te bespreken. Dit is door de voorzitter ook aan R. van Eck medegedeeld. Er is dus nimmer sprake geweest dat de opleiding geen doorgang zou vinden. Publicatie is opgeschort en de opleiding zou nog in het HB worden besproken.

Reactie op HB:
De vraag hier is niet wie er gelijk heeft maar wie en wanneer iets is besloten en met wie . Bij de latere besluitvorming is de commissaris africhting pas geďnformeerd nadat zonder hem dit besluit is genomen en deze informatie is in een veel later stadium als in de reactie van het HB wordt gesuggereerd, aan hem verstrekt.

- Als CBA brachten wij een advies uit aan het HB n.a.v. een verzoek van de afdeling Zuid-Holland om de verplichting van het stammen uit keurfok te laten vervallen voor de kleinere africhtingwedstrijden. In ons advies waren wij het eens met Z-H, zeker in een tijd waarin de inschrijvingen teruglopen en er besloten is om de regelgeving te vereenvoudigen, vonden wij dit voorstel terecht en zeker hout snijden. Het HB ging echter aan ons advies voorbij en hield de regelgeving zoals hij was. Later is hetzelfde voorstel door de AV wel aangenomen. Betekend dit misschien dat de CBA dichter bij de praktijk staat als het HB?

Reactie HB.
M.b.t. het advies van de CBA heeft het Hoofdbestuur gemeend van dit advies af te moeten wijken in het belang van de fokkerij binnen verenigingsverband.
Onze inhoudelijke motivatie was op andere argumenten gestoeld dan die van de CBA.
De CBA heeft gekeken naar de deelname aan africhtingswedstrijden terwijl wij in onze argumentatie ook de eventuele gevolgen van de fokkerij binnen verenigingsverband mee hebben laten wegen met daarbij de dispensatieregeling voor niet VDH leden. Deze inhoudelijke motivatie is medegedeeld in het advies naar de Algemene Vergadering.
Of in dit geval de CBA dichter bij de praktijk staat dan het HB zal moeten blijken wanneer duidelijk is hoeveel deelnemers met een hond uit niet aangekeurde ouders deel hebben genomen aan africhtingswedstrijden en of het gevolgen heeft gehad voor de fokkerij buiten verenigingsverband.
Dit laatste kunnen wij zien in de overzichten in het keurboek en de CBA kan overzichten publiceren m.b.t. deelname van deze honden aan africhtingswedstrijden.

Reactie op HB:
De afwijzing van deze groep heeft meer met de angst voor de aantallen te maken dan de kwaliteit maar goed het was een advies en het HB heeft het recht dit naast zich neer te leggen.
Dat dit voorstel later in de AV wel aangenomen werd is een aanwijzing dat de gedachtegang van de CBA meer aansloot bij de mening van de VDH-leden dan de zienswijze van het HB. Dat is hetgeen ik bedoel met “dichter bij de praktijk staan”.

- In de periode dat het voorgaande een voorstel was voor de AV kwam een verzoek van een kringgroep. Deze kringgroep had het initiatief genomen om een wedstrijd te organiseren voor alleen maar VH I honden. Ook zij vroegen dispensatie aan van de bovengenoemde regel omdat verschillende inschrijvingen (nog) niet aan de eis voldeden. Deze waren door de jeugdige leeftijd nog niet in staat geweest om deel te nemen aan een FGK en één van de ouderdieren was niet aangekeurd. De CBA adviseerde ook hier het HB om voor deze wedstrijd dispensatie te verlenen. Het HB nam ook hier het advies niet over -> de wedstrijd is niet doorgegaan door een gebrek aan inschrijvingen doordat verschillende combinaties nu niet mee konden doen.

Reactie HB.
Hier hebben wij de kgp. De Ypelaar, met een CC naar het CBA en PB, gemotiveerd aangegeven waarom wij van mening waren geen dispensatie te moeten verlenen.
Het Hoofdbestuur heeft de visie voor een VH I wedstrijd ondersteunt door deze op de evenementenkalender te plaatsen.
Echter zouden de spelregels voor deelname gaande het seizoen worden aangepast en het HB was van mening dat wij in deze het vastgestelde reglement moesten volgen mede om te voorkomen dat andere organisaties ons ook zouden verzoeken om dispensatie op deze regel te verkrijgen.
Het ging in deze ook om een uiterst beperkt aantal en wij hebben gemeend om geen precedent te moeten scheppen

Reactie op HB:
Echter zouden de regels voor deelname gaande het seizoen worden aangepast en het HB was van mening dat wij in deze het vastgestelde reglement moesten volgen mede om te voorkomen dat andere organisaties ook zouden verzoeken om dispensatie op deze regel te verkrijgen. De motivatie van het HB komt dan ook voornamelijk neer op het niet scheppen van precedenten.
De CBA mening berustte echter veel meer op de vraag van waarom niet toelaten? Wie zou er hiermee tekort gedaan worden? In onze ogen niemand, je stelt alleen meer VDH-leden in staat de sport te bedrijven.

- De CBA is van mening dat de grens van 70-jaar voor een africhtingkeurmeester een goede zaak is. Niet voor niets hebben wij deze eis van de SV overgenomen. Als wij in ons eigen beleid geloven is het onlogisch om bij het overgaan van de africhtingkeurmeesters naar de R.v.B per 01-01-2008 een keurmeester voor te stellen die deze leeftijdsgrens al bereikt heeft. Zeker gezien het feit dat de VDH de R.v.B voor wil stellen om deze grens in de toekomst over te nemen. De mening van het HB was deze keurmeester toch voor te stellen.

Reactie HB.
Ook wij zijn voorstander van een leeftijdsgrens analoog aan die van de SV. Dit staat ook opgenomen in ons keurmeestersreglement. Echter was bij het tot stand komen van het reglement nog niet voorzien dat dit consequenties kon hebben bij het samengaan met de CWH. J. Janse is dit jaar 70 jaar geworden en hij zou met ingang van 01-01-2008 geen VDH keurmeester meer zijn.
In de AV van mei is definitief besloten om de overeenkomst met de CWH te accepteren. R. v. Eck heeft daarna contact met J. Janse gehad om te informeren of hij wel belangstelling had om IPO keurmeester te worden (dus ook na 2007). J. Janse heeft in dit contact aangegeven hier belangstelling voor te hebben waarop de secretaris van de CBA het HB schriftelijk heeft geďnformeerd om J. Janse voor te stellen.
Echter is in de CBA bijeenkomst hierna besloten om het voorstel in te trekken.
Het Hoofdbestuur was echter van mening dat het hier 1 keurmeester betrof die buiten de boot zou vallen. Daarnaast was voor het HB de situatie 2007, op het moment van de overeenkomst, maatgevend.
Alle andere VDH keurmeesters die vanaf 2008 de 70 jarige leeftijdsgrens bereiken kunnen formeel IPO keurmeester blijven hetgeen wij niet tegen kunnen houden omdat zij aangesteld zijn door de Raad van Beheer.
De Raad c.q. de C.W.H. hanteert momenteel voor haar keurmeesters geen leeftijdsgrenzen.

Reactie op HB:
Deze reactie is nu pas gegeven en is nooit in deze bewoordingen aan de CBA medegedeeld .
Echter de inhoud is niet de hindernis in deze zaak. Zoals ook later in dit schrijven blijkt is dit onderwerp aan de orde geweest in het gesprek van de CBA met een viertal HB leden.
In dit goed verlopen gesprek hebben wij dit punt afgesloten met een gezamenlijke mening : De 70-jarige AK wordt niet voorgesteld aan de R.v.B., de reden hiervan is dat wij als VDH de R.v.B. ook voor willen stellen om deze leeftijdgrens in de toekomst in te voeren. Het was een gezamenlijke mening dat het enerzijds voorstellen van deze AK en het anderzijds voorstellen tot invoeren van de leeftijdgrens niet met elkaar te rijmen is.
In de HB vergadering volgend op dit gesprek wordt deze “gezamenlijke” mening teniet gedaan en de AK wordt toch voorgesteld aan de R.v.B. Dit wordt de CBA ongemotiveerd kenbaar gemaakt.
Deze gang van zaken is voor mij een voorbeeld van het niet serieus genomen van de CBA, het “goed verlopen” gesprek werd voor mij mede hierdoor nutteloos en gaf mij steeds meer het gevoel van : we doen wel of we luisteren maar als het uitkomt beslissen we toch anders.

Aangezien het HB van mening was dat hier een ongelijkheid lag m.b.t. de andere VDH keurmeesters die Raad van Beheer keurmeester worden hebben wij besloten om hem wel voor te dragen.
Wel hebben wij de CBA laten weten ons in te zullen spannen om ook de leeftijdsgrens van 70 jaar via de CWH bij de AV van de Raad van Beheer in te brengen.
Indien dit voorstel wordt aangenomen heeft het direct uitwerking op de keurmeesters die 70 jaar of ouder zijn (dus ook J. Janse) en voor toekomstige keurmeesters die 70 jaar worden of zijn.
Naar onze mening is, door J. Janse toch voor te dragen in combinatie met een voorstel naar de AV van de Raad van Beheer, recht gedaan aan een situatie waarbij J. Janse buiten de boot zou vallen.

- Een wedstrijdpakwerker is al maanden geen lid meer van de VDH, kort voordat hij op een VH-examen pakwerk wil doen heeft hij contact met de penningmeester van de VDH over deze kwestie. De penningmeester is zeer duidelijk tegen deze pakwerker en verteld hem dat hij geen pakwerk mag verrichten op dit examen omdat hij geen VDH lid is. Drie dagen voor het betreffende examen belt de pakwerker ook het betreffende CBA-lid op met de mededeling dat hij zijn licentie is verloren, hij verzwijgt hier dat hij geen VDH lid is. Het CBA-lid geeft de pakwerker zijn licentienummer, stelt de betreffende keurmeester van het examen op de hoogte omdat de tijd te kort is om een nieuwe licentie te maken. Nogmaals : het CBA-lid is niet op de hoogte dat deze pakwerker geen lid van de VDH is. Deze pakwerker draait gewoon het examen. De CBA is van mening dat deze pakwerker de boel willens en wetens beduveld heeft en trekt de licentie van deze pakwerker in, hetgeen in het verleden zeker voor mindere vergrijpen ook gebeurd is. Het HB vind de strafmaat te hoog terwijl in het verleden beslist is dat de CBA de pakwerkerszaken zelfstandig mag behartigen.

Reactie HB.
Een delegatie van het Hoofdbestuur heeft hierover met de CBA gesproken. Hierbij is naar voren gebracht dat de CBA niet de statutaire bevoegdheid had om sanctiemaatregelen (intrekking licentie) te nemen.
Teneinde dit te corrigeren zou het HB de sanctiemaatregel aan de betreffende pakwerker opleggen.
Argument hierbij was dat dhr. de Wilde een leemte in zijn lidmaatschap zou hebben en hierbij automatisch zijn licentie vervallen zou zijn.
Echter uit nadere info bij de ledenadministratie kwam naar voren dat dhr. De Wilde alsnog aan zijn contributieverplichting OVER HET GEHELE JAAR had voldaan.
Dit volledige bedrag is ook door ons geaccepteerd hetgeen juridisch betekend dat hij het gehele jaar lid is van de VDH. (ononderbroken lidmaatschap).
Vanuit dhr. de Wilde bestond nimmer de intentie om het lidmaatschap op te zeggen. Door verhuizing naar het buitenland heeft hem diverse correspondentie niet bereikt. Deze verhuizing heeft veel van zijn vrije tijd en aandacht opgeslokt waarbij de VDH even uit zijn zicht is verdwenen. Hem valt te verwijten dat hij geen contact heeft gehad met de VDH waar zijn lidmaatschapskaart en VDH bladen bleven.
Ook staat vast dat op het moment van het examen de pakwerker niet in staat was een lidmaatschapskaart te kunnen tonen. Aan de orde was op dat moment niet de licentie maar het kunnen uitoefenen van de licentie.
Het HB was van mening dat het voorstel de licentie in te trekken disproportioneel zou zijn. Er was ten aanzien van deze pakwerker geen enkele dossiervorming.
Daarnaast was het HB van mening dat de weergegeven inhoudelijke motivatie van de CBA geen consequenties voor een licentie kan betekenen. Hij heeft nimmer op een zodanige wijze pakwerk verricht dat het een intrekking van de licentie zou betekenen.
Zijn handelwijze kan alleen gesanctioneerd worden middels ons boete en tuchtreglement en betreft zijn hoedanigheid als VDH lid waarbij in ogenschouw genomen dient te worden dat hem voordien nimmer een sanctie is opgelegd.
Wij kennen een promotie/degradatieregeling. Indien een pakwerker niet aan de daaraan gestelde eisen voldoet vervalt zijn licentie. Het niet meer lid zijn van de VDH is hier bijv. geen onderdeel van.
Het HB heeft de plicht zorgvuldig om te gaan met belangen en rechtszekerheid van functionarissen en leden.

In een beroepsprocedure zou de kans bijzonder aannemelijk zijn dat een evt. HB besluit om de licentie in te trekken nietig verklaard zou worden.
Het HB heeft dit standpunt schriftelijk toegelicht aan de commissie.


Reactie op HB:
Deze reactie van het HB is niet correct : het staat zelfs op de licentie dat deze ongeldig is op het moment dat de eigenaar geen lid meer is van de VDH. Daarnaast vind ik het niet correct dat de naam van deze pakwerker genoemd wordt in deze reactie.
Ook is deze sanctie opgelegd door de portefeuillehouder van het bestuur Dhr. van Eck en is dus een bestuursbesluit. Het terugfluiten van dit besluit van een vak minister zo in politiek Den Haag ook tot een ministercrisis dienen.
Het meest belangrijke in deze zaak is echter dat we in het “goed verlopen” gesprek tussen de CBA en een viertal HB leden ook in dit geval een “gezamenlijke” mening hadden : De licentie wordt ingetrokken.
Zonder overleg wordt ook deze beslissing enkele dagen later ongedaan gemaakt.
Na de vergadering had eerst weer overleg moeten plaatsvinden voordat het herroepen van de sanctie aan de betrokken werd medegedeeld. Nu werden de afspraken eenzijdig en meteen na eerst het eens te zijn teruggedraaid.

Mede door deze gebeurtenissen en het ontevreden gevoel dat de CBA hierdoor gekregen heeft vraagt de CBA een gesprek aan met het HB. Dit gesprek heeft op 27 augustus 2007 plaatsgevonden. Aanwezig was de voltallige CBA waaronder ook dhr van Eck en de HB leden dhr Mulder, dhr van Erven en mevr Hofman. Het verslag van deze vergadering is gemaakt door de secretaris van de CBA, dhr Besselink.

Het werd een prima vergadering. Er werd veel gediscussieerd en ieders mening leek zonder meer gerespecteerd te worden. Vele zaken kwamen aan de orde waaronder ook de twee laatste hierboven genoemde punten en in alle punten werd overeenstemming bereikt en besloten op welke manier dit voorgelegd zou worden in de eerst volgende HB vergadering.
Het CBA voorstel om een 70-jarige keurmeester niet voor te stellen aan de R.v.B werd na discussie toch overgenomen. Doorslaggevend was hier dat het richting R.v.B. heel ongeloofwaardig over zou komen wanneer het verzoek tot overnemen van deze regel zou komen nadat we als VDH zelf iemand voorgesteld hadden die deze grens al bereikt heeft.

Reactie HB.
De motivatie van het HB staat hiervoor aangegeven

De licentie van de Wedstrijdpakwerker werd toch ingetrokken, weliswaar niet met de reden die wij als CBA gesteld hadden omdat gevreesd werd voor verlies als deze zaak aanhangig gemaakt zou worden bij de Commissie van Beroep. De licentie zou ingetrokken worden met de simpele reden dat deze pakwerker geen VDH-lid was.

De voltallige CBA ging met een bijzonder tevreden gevoel naar huis en wij hadden weer nieuwe inzet bij het vervullen van onze CBA taken.

De volgende dag kwam een E-mail van dhr Mulder dat het intrekken van de licentie van deze pakwerker toch niet door zou gaan. Geen overleg, niet terugkoppelen naar de CBA, dhr Mulder besliste hierin zelf !!!

Reactie HB.
Ter verduidelijking dhr. Mulder heeft hierin niets zelf beslist integendeel zelfs.
Op 27-08-2007 was de bijeenkomst met de CBA.
Op 29-08-2007 heeft de secretaris, op basis van nieuwe informatie, de leden van het HB per email gevraagd om toestemming om de genomen maatregel, welke besproken was in de bijeenkomst met de CBA, op te schorten tot de komende HB vergadering zodat e.e.a. juridisch uitgezocht kon worden en een brief verstuurd kon worden met steekhoudende argumenten die juridisch afgedekt zouden zijn.
Gezien de nieuwe informatie een correcte actie. Wij hebben als bestuur nu eenmaal de plicht om bij nieuwe feiten, die op het moment van besluitvorming nog niet bekend waren, een besluit in heroverweging te nemen. Dit getuigt van goed bestuur.
Hierop heeft de meerderheid van het HB het voorstel ondersteund en heeft inhoudelijke bespreking plaatsgevonden in de HB vergadering van september.
Het besluit en inhoudelijke motivatie staan hiervoor weergegeven.
Overigens is binnen de CBA afgesproken om niet op persoonlijke titel mondeling dan wel of schriftelijk naar buiten te treden.

Reactie op HB:
Zie voorgaande reactie op deze zaak.

Als klap op de vuurpijl werd in de HB vergadering die hierop volgde ook beslist dat de 70-jarige keurmeester toch voorgesteld werd aan de R.v.B !!!
Vier van de zeven HB leden waren aanwezig op het gesprek van 27-08, hoe kan het gebeuren dat anders beslist wordt? De enige reden die ik kan bedenken is dat de CBA op 27-08 alles op de mouw gespeld is en terugkomend op mijn eerder vermelde idee: Wij als HB weten wel hoe het allemaal in elkaar zit, blijven jullie maar lekker jullie werk verrichten maar als het erop aankomt beslissen wij toch zonder verder overleg,

Reactie HB.
Zie de inhoudelijke motivatie hierboven.

Daarbij ben ik van mening dat binnen het HB weinig recente africhtingservaring aanwezig is, echt contact met de werkvloer is er maar bij een enkeling. Dit hoeft niet direct een probleem te zijn maar ik zou dan toch verwachten dat er meer rekening gehouden zou worden met een commissie bestaande uit echter praktijkmensen die nog dagelijks direct contact hebben met de werkvloer.

Door bovenstaande gebeurtenissen hebben wij als CBA de voorzitter van de VDH, dhr Mulder, uitgenodigd op onze CBA vergadering van 15-10-2007.
Besproken wordt daar natuurlijk het ontevreden gevoel dat wij als CBA leden hebben na het niet nakomen van de afspraken gemaakt in de vergadering van 27-08.
Daarnaast wordt de voorzitter uitleg gevraagd over een uitspraak die hij gedaan heeft op het NIAK 2006. Ik als CBA lid heb daar geinformeerd waarom hij niet aanwezig was op het WK 2006 in Randers. De voorzitter zijn antwoord toen was duidelijk en zeer pijnlijk: “ik ben blij dat ik er niet was want ik had me de ogen uit de kop geschaamd.”
Ook in 2007 de tegenvaller dat hij niet aanwezig was in Bratislava.

Reactie HB
M.b.t. het WUSV africhtingskampioenschap het volgende: het is correct dat de voorzitter richting dhr. Jonkers deze uitspraak heeft gedaan.
M.b.t. de afwezigheid van de voorzitter op het betreffende evenement staat vast dat er 1 x per jaar een officiële WUSV vergadering is welke gekoppeld is aan de Bundessiegerzuchtschau.
De voorzitter van de VDH bezoekt deze WUSV vergadering omdat alleen hier besluiten genomen kunnen worden. Dit staat los van een eventueel bezoek aan de HZS.
De WUSV vergadering na afloop van het WUSV africhtingskampioenschap is geen officiële besluitvormende vergadering maar gaat alleen over africhtingszaken de WUSV betreffend.
Er is dus geen noodzaak dat de voorzitter hier aanwezig moet zijn temeer daar de Commissaris Africhting in deze bijeenkomst als inhoudsdeskundige aanwezig is.
Daarnaast wordt er door de voorzitter (en andere HB leden) veel vrije tijd in de VDH gestoken en aanwezigheid op het WUSV wereldkampioenschap africhting betekent extra vrije dagen opnemen met bijbehorende reis en verblijfskosten.
Zoals gesteld is aanwezigheid vanuit bestuurlijk perspectief niet nodig

Reactie op HB:
Het ging in deze om de denigrerende uitspraak van de voorzitter over de prestaties van de VDH WK ploeg 2006.
Daarnaast vind ik dat je van de voorzitter van de VDH mag verwachten dat hij minimaal wisselend aanwezig is op de HZS en op het WUSV Kampioenschap. Hier bedoel ik mee bv het ene jaar bij het kynologisch evenement, het andere jaar bij het africhtingevenement.
Om de aansluitende vergadering als kapstok te gebruiken vind ik een niet acceptabele reden.

Gedurende deze vergadering heeft dhr.Mulder als voorzitter van de VDH geen enkele poging gedaan om begrip op te brengen voor onze motivatie en gevoelens. Halsstarrig bleef hij overeind en zich vasthouden aan “juridische adviezen” zonder ook maar een klein beetje gevoelsmatig op de zaken in te willen gaan.
Ik had heel sterk het gevoel dat de intentie om de verschillen van mening op te lossen niet aanwezig was bij dhr Mulder.

Reactie HB.
De voorzitter had niet het gevoel dat het om een open gesprek ging, integendeel zelfs. Posities leken al ingenomen te zijn en zelfs de Commissaris Africhting had in de HB vergadering al aangegeven dat, naar zijn mening, het besluit van T. Jonkers al vaststond.
In de bijeenkomst werd ook nadrukkelijk door dhr. Jonkers aangegeven dat voor hem de maat vol was en hij definitief zou stoppen.
Op verzoek van de voorzitter of hij nog bereid was om de lopende zaken af te handelen werd gereageerd dat hij per direct zijn functie neer had gelegd.
Kortom de voorzitter werd geconfronteerd met min of meer voldongen feiten en hij had zeker niet het gevoel, gezien de inhoud en wijze van presentatie, dat een bemiddelingspoging nog succesvol zou zijn.

Reactie op HB:
En deze voorzitter ontbreekt elke bereidheid om een poging te wagen want zijn gevoel is natuurlijk nooit fout en waarom proberen of het misschien toch wel lukt?
Maar is het niet zo dat op de eerst vergadering met de CBA dit gevoel al aanwezig was bij de voorzitter en dat de ontwikkelingen hem zo eigenlijk wel goed uitkomen?

Op deze avond heb ik gesteld per direct te stoppen als CBA-lid. Het is voor mij een onwerkbare situatie geworden onder dit HB en onder deze voorzitter.
Een taak verrichten in verenigingsverband is natuurlijk allemaal vrijwilligerswerk, hetgeen ik binnen de CBA altijd met veel inzet en plezier heb gedaan. Wat ik ervoor terug verwacht is af en toe een bedankje maar wat ik zeker verwacht is dat ik met respect behandeld wordt. Dit laatste is mijn belangrijkste breekpunt, ik voel mij respectloos en als een dom kind behandeld door de uiteengezette gang van zaken.

Natuurlijk bekroop mij kort het gevoel dat al deze jaren de erin gestoken tijd nutteloos was. Inmiddels ben ik van mening dat dit zeker niet zo is. Heel veel respect heb ik genoten van de pakwerkers, spooruitzetters en spoorleggers gedurende de opleidingen en examens.
De bijeenkomsten met de Allroundpakwerkers waardoor deze vakmensen meer betrokken zijn geraakt bij de opleidingen maar ook bij de uitvoering van ons reglement hebben zeker zijn vruchten afgeworpen.
Daarnaast heel veel zaken die wel naar tevredenheid afgehandeld zijn en zeker niet als laatste de prima verlopende en eerlijke samenwerking met de andere CBA-leden maken dat ik achteraf gezien zeker geen spijt heb van het CBA-lidmaatschap.

Ik ben wel van mening dat als de houding van het HB niet drastisch veranderd dit beleid gedoemd is te mislukken. Nogmaals: werk verrichten is prima maar een stukje waardering en respect is toch het minimale dat je terug mag verwachten binnen het verenigingsleven. De manier waarop wij als CBA de laatste 18 maanden behandeld zijn zou zelfs in het bedrijfsleven niet geaccepteerd worden.

Met sportgroeten,

Toine Jonkers.

Toelichting HB.
In het algemeen: De voorzitter van de CBA is een lid van het hoofdbestuur. De commissie is een bijstandcommissie voor advisering en uitvoering van het hoofdbestuursbeleid. Via de voorzitter (HB-lid) verloopt de communicatie HB naar commissie rechtstreeks. Voorstellen van de bijstandscommissie worden in het hoofdbestuur ter finale besluitvorming voorgelegd en het HB besluit wordt schriftelijk medegedeeld waarbij het desbetreffende HB lid binnen de commissie een eventuele toelichting kan geven. Besluitvorming binnen HB geschiedt met meerderheidsbesluit.

Tot zover de feitelijke en inhoudelijke reactie van het HB.
Wij als HB betreuren het dat twee CBA leden, na zeer vele CBA jaren, per direct hun functie hebben neergelegd. Om de continuďteit zoveel als mogelijk is te waarborgen, mede i.v.m. de vele taken die de CBA wacht door het o.a. het samengaan met de CWH, zal het Hoofdbestuur, in afwachting van opvolgers zoveel mogelijk ondersteuning en hulp bieden.

Reactie op HB:
Natuurlijk heeft het HB nu besloten om als eenheid naar buiten te treden, hetgeen echter niet gelukt is

Voorwoord n.a.v. bovengenoemd bericht van Ton van Oirschot
Beste sportvrienden,

Om alle misverstanden, speculaties en foute conclusies betreffende het neerleggen van mijn functie als CBA-lid uit de weg te ruimen. Heb ik in nader overleg besloten om eveneens mijn schrijven aan het HB ,waarin ik mijn opzeggen motiveer, bekend te maken. Bij het * in de brief is de zaak wegens privacyredenen weggelaten.

Vertrouwende hiermee wat mij betreft voldoende inzicht in deze zaak te hebben verstrekt.

Ton van Oirschot

Motivatie Ton van Oirschot
Geacht Bestuur,

Zoals u inmiddels vernomen heeft, heb ik per 15 oktober met onmiddellijke ingang mijn functie binnen de CBA beëindigd. Na vanaf 1987 onafgebroken binnen deze commissie te hebben gefunctioneerd en vaak ook met zeer veel genoegen, zult u misschien kunnen begrijpen dat een en ander niet zo gemakkelijk is. Toch wil ik u niet onthouden waarom de motivatie om door te gaan mij volledig is ontnomen. Wellicht dat u als bestuurscollege in de toekomst naar andere functionarissen hier dan toch nog enige leering uit ontrekt. Binnen de verschillende taken ontkom je natuurlijk niet aan wrijvingen, maar soms lopen zaken hoog op en dan is het, de voorzitter die in deze de zaken overeind moet houden.

Allereerst is daar het conflict met de redactie. In dit geval waar meer dan 4 maanden van tevoren bekend was dat er stukje aankwam betreffende het speurbeleid. Dit verhaal vervolgens twee maanden lang (zonder enge reactie) bij de redactie ligt en dan na heen en weer geruzie, twee dagen voor de sluitingstijd, door de Voorzitter besloten wordt dat het stuk niet meer geplaatst kan worden i.v.m. te weinig tijd terwijl de plaatsruimte al was ingedeeld en het stukje belangrijke informatie inhield voor de leden.

Zie de reactie van het Hoofdbestuur in het schrijven van T. Jonkers

Vervolgens de zaak betreffende, *
Dat deze materie erg gevoelig lag was bekend bij het bestuur. En in een vergadering met een zware delegatie van het bestuur en de CBA, kwamen alle zaken en pijnpunten aan de orde. Er werden daar ook goede afspraken gemaakt en iedereen was opgelucht en verheugd dat dit zo’n goede bespreking was geweest.

Helaas schijn bedriegt en enkele uren later werden de afspraken al teruggedraaid en zonder enige verklaring of nader overleg. Waarom werden reeds genomen besluiten van de CBA door het HB herroepen, en de CBA te kakken gezet? Dit alles tegen alle afspraken in. In een briefje van de CBA aan het HB dat deze zaak erg hoog zat en wel eens consequenties kon hebben werd enkel gereageerd met, “Door het ene HB –lid “het zal zo’n vaart niet lopen ze dreigen wel eens meer”, en andere HB-leden “we laten ons niet chanteren”. Maar nergens een poging om op een goede manier met elkaar te communiceren, alvorens beslissingen te nemen waarvan men wist hoe gevoelig die lagen. Laat staan uit te leggen waarom wellicht de zaak moest worden teruggedraaid. Maar zeker en vooral niet de rugdekking te geven die goede teamgeest vereist.

Zie de reactie van het Hoofdbestuur in het schrijven van T. Jonkers

Met de stellingname van het HB versus de CBA, de laatdunkende wijze waarop het HB of tenminste een meerderheid van het HB de CBA heeft bejegend, maar ook de wijze waarop de voorzitter er niet in is geslaagd, (en naar mijn waarneming niet ook die intentie heeft of had), om tot een oplossing te komen.
Is het voor mij persoonlijk niet meer aan de orde om als lid van een adviescommissie voor het HB verder te functioneren, immers alle funderingen zijn daaronder weggeslagen. In mijn ogen had het anders gemoeten en gekund maar heeft men niet gewild.

Ik hoop dat het bestuur in de toekomst met andere functionarissen eerst goed de zaken uitcommuniceert, voordat men zich gaat ingraven in schijnjurisprudentie.
Als dat lukt komt er misschien een tijd dat commissies en bestuur als een team naar buiten uitstralen.

Met vriendelijke groeten,

Ton van Oirschot