Motivatie tot aftreden als CBA lid.
Ruim 12 jaar ben ik lid geweest van de CBA, in deze
periode heb ik 3 voorzitters van het HB meegemaakt. Toen ik in de CBA
kwam was dhr Meulenbeld voorzitter.
Hij was regelmatig aanwezig bij de CBA vergaderingen, en hij was betrokken
bij de africhting en bereikbaar voor ons als CBA.
Dhr van der Weide volgde hem op, hij was nooit aanwezig op de CBA vergaderingen
maar het functioneren van de CBA en de samenwerking met het HB bleef
overeind.
Er was voldoende communicatie en met de voorstellen van de CBA werd
serieus omgegaan.
Hiermee bedoel ik niet dat al onze voorstellen moeten werden overgenomen
door het HB al was dit in 90% van de gevallen wel zo. In de gevallen
dat het HB een andere mening was toegedaan werd er teruggekoppeld naar
de CBA met een motivatie vanuit het HB waarom zij anders tegen de betreffende
zaak aankeken.
Dat is een normale manier van samenwerken en communiceren met een commissie.
Ik realiseer me goed dat een adviescommissie alleen advies kan uitbrengen
en dat het HB beslist of zij dit advies opvolgen of niet. Het niet altijd
opvolgen is geen probleem maar daar moet dan wel een goede motivatie
richting commissie gaan zodat de commissieleden toch het gevoel krijgen
dat hun mening gerespecteerd wordt, ook als het advies niet opgevolgd
wordt.
Reactie HB
Naar de mening van het Hoofdbestuur is er bij afwijking van het advies
altijd een onderbouwde motivatie richting de CBA gegaan. Voorbeelden
zijn de VH I honden bij de africhtingswedstrijd bij de Ypelaar, het
advies van de CBA m.b.t. het voorstel van Zuid Holland, de sanctiemaatregel
m.b.t. dhr. De Wilde, het keurmeesterschap van dhr. Janse etc.
Reactie de 2 aftredende CBA leden op
reactie HB:
Nooit heeft de CBA een onderbouwde motivatie ontvangen over de besluiten
in de kwestie van de Dhr. De Wilde en Dhr. Janse.
Toen dhr Mulder voorzitter van de VDH werd is er veel
ten nadele veranderd. De communicatie bleef uit en steeds verder groeide
mijn gevoel dat wij als CBA niet als volwaardige adviescommissie werden
aangezien. Steeds meer werd mijn gevoel bevestigd dat dhr Mulder en
andere HB leden wel weten hoe het allemaal in elkaar steekt, daardoor
te zelfstandig handelen en de commissieleden te kort doen zeker door
het gebrek aan communicatie.
Vele voorstellen werden niet opgevolgd of in een later stadium zelfstandig
teruggedraaid zonder terug te koppelen naar de CBA. Vele malen moesten
wij op andere manieren vernemen dat het africhtingbeleid anders werd
uitgevoerd dan door ons voorgesteld, bv door dit te lezen in een stukje
dat verstuurd werd door het HB voor plaatsing in het maandblad.
Een aantal van deze zaken staan mij nog duidelijk
voor de ogen.
- Als CBA wilde wij een artikel plaatsen in het VDH-blad over het speuren,
hetgeen na het WK 2006 in Randers zeker een hot item was en een rode
draad door geheel 2007. De redactiecommissie wilde in dit stuk teksten
veranderen waarmee de CBA het niet eens was, wij vonden dat ons stuk
onverkort geplaatst diende te worden. Zonder de CBA te raadplegen lazen
wij ter elfder ure een e-mail van dhr Mulder dat de redactie het stuk
niet hoefde te plaatsen in het VDH-blad. Het stuk is toen op de VDH-site
geplaatst maar natuurlijk is het VDH-blad het orgaan waarin dit zeker
geplaatst had moeten worden.
Reactie HB
Ook het Hoofdbestuur is van mening dat een artikel over het speuren
gepubliceerd MOET worden aangezien dit in het belang van de leden is.
Het CBA heeft hierover ook een artikel aangeleverd. Echter de redactie
was van mening dat het artikel op onderdelen geredigeerd moest worden
zonder afbreuk aan de inhoud te doen. Hierover hebben zij op 1 april
contact gehad met de secretaris van de CBA en T. v. Oirschot als schrijver
van het artikel.
T. van Oirschot gaf hierbij aan dat het artikel onverkort gepubliceerd
moest worden
Op 2 april is er telefonisch contact met de secretaris van de CBA geweest
over de aanpassingen en dat er taalkundige aanpassing nodig waren. De
secretaris van de CBA zou
dit binnen de CBA gaan overleggen. Feit is dat de stukken inhoudelijk
weinig verschillen en B. v. Swaaij heeft hier zowel met R. v. Eck als
T. v. Oirschot over gesproken.
Op 4 april heeft R. v. Eck contact gehad met de redactie met de vraag
of de stukken aangehouden kunnen worden tot na de vergadering van de
CBA op 16 april.
Aan R. v. Eck is hierop medegedeeld dat op 11 april de 2e proefdruk
bij de drukker moest liggen. Voor die tijd zouden er nog kleine wijzigingen
aangebracht kunnen worden, daarna niet meer. 16 april was dus niet haalbaar.
’s Avonds is de redactie door R. v. Eck geďnformeerd waarin hij heeft
gesteld dat beide stukken geplaatst dienen te worden zoals deze door
de auteurs zijn ingediend.
Dezelfde avond heeft de redactie R. v. Eck geďnformeerd dat wanneer
de stukken ongewijzigd geplaatst moeten worden de redactie niet tot
plaatsing over kan gaan waarbij de redactie een beroep op hem en de
CBA heeft gedaan om voor dinsdag 10 april met een voor ieder aanvaardbare
oplossing te komen. Op 11 april heeft de redactie contact met de voorzitter
gehad en hem geďnformeerd over de ontstane situatie.
Omdat men in een patstelling was beland heeft de voorzitter hierover
contact gehad met
R. van Eck en B. v. Swaaij (afgevaardigde in de redactie) en hij heeft
van hen alle in en outs vernomen. Aangezien wij op de deadline voor
sluiting van de kopij stonden heeft de voorzitter uiteindelijk de knoop
door moeten hakken. Het ging daarbij om het al dan niet onverkort publiceren
van het artikel. Aangezien publicatie in het maandblad niet meer mogelijk
was is het artikel op de website geplaatst.
Reactie op HB:
Het antwoord plaatsgebrek en tijdgebrek is ronduit niet waar er was
meer dan genoeg tijd en de plaats was al gereserveerd. Maar goed je
moet je toch verdedigen De vraag is: Het was de voorzitter dus bekend
dat er een conflict was tussen twee commissies wat heeft de voorzitter
ondernomen om dit conflict te beslechten want dat is de zaak waar het
om draait niet om het gelijk maar om de oplossingen. De uiteindelijk
gekozen oplossing was in het nadeel van de CBA en in het nadeel van
de VDH-leden omdat deze niet volledig geďnformeerd werden door het niet
plaatsen van dit artikel in het VDH-blad.
- Toen het samengaan met de R.v.B door het aftreden
van de CWH niet door leek te gaan adviseerde wij het HB om weer te starten
met een opleiding tot africhtingkeurmeester. Dit werd goedgekeurd in
de HB vergadering. Kort daarop moesten wij in een E-mail lezen dat de
opleiding niet door ging. Dit bericht was als mededeling bedoeld voor
het maandblad, zelfs dhr van Eck kreeg deze informatie pas op dat moment.
Reactie HB.
Het is een misvatting dat er een besluit zou liggen dat de opleiding
geen doorgang zou vinden. In de HB vergadering van november is door
R. v. Eck naar voren gebracht om de publicatie in het januarinummer
m.b.t. de opleiding tot africhtingskeurmeester te vervroegen naar december.
Aangezien de sluitingsdatum al was geweest is er toegezegd om ons in
te spannen dit te realiseren.
Echter na afloop van de vergadering kwam informeel nogmaals de financiële
positie van de VDH naar voren. Over 2006 was al een verlies geleden
en wij zouden in de HB vergadering van december ons nog beraden waar
wij over 2007 een bezuiniging door konden voeren aangezien de begroting
2007 zeer krap was opgesteld.
De opleiding tot africhtingskeurmeester kon dan ook besproken worden
mede in het licht van het samengaan met de CWH.
Aangezien publicatie door de CBA voorzien was in januari is er besloten
om de publicatie in december op te schorten naar de oorspronkelijke
datum zodat wij in de HB vergadering van december in de gelegenheid
zouden zijn de financiële consequenties te bespreken. Dit is door de
voorzitter ook aan R. van Eck medegedeeld. Er is dus nimmer sprake geweest
dat de opleiding geen doorgang zou vinden. Publicatie is opgeschort
en de opleiding zou nog in het HB worden besproken.
Reactie
op HB:
De vraag hier is niet wie er gelijk heeft maar wie en wanneer iets is
besloten en met wie . Bij de latere besluitvorming is de commissaris
africhting pas geďnformeerd nadat zonder hem dit besluit is genomen
en deze informatie is in een veel later stadium als in de reactie van
het HB wordt gesuggereerd, aan hem verstrekt.
- Als CBA brachten wij een advies uit aan het HB n.a.v.
een verzoek van de afdeling Zuid-Holland om de verplichting van het
stammen uit keurfok te laten vervallen voor de kleinere africhtingwedstrijden.
In ons advies waren wij het eens met Z-H, zeker in een tijd waarin de
inschrijvingen teruglopen en er besloten is om de regelgeving te vereenvoudigen,
vonden wij dit voorstel terecht en zeker hout snijden. Het HB ging echter
aan ons advies voorbij en hield de regelgeving zoals hij was. Later
is hetzelfde voorstel door de AV wel aangenomen. Betekend dit misschien
dat de CBA dichter bij de praktijk staat als het HB?
Reactie HB.
M.b.t. het advies van de CBA heeft het Hoofdbestuur gemeend van dit
advies af te moeten wijken in het belang van de fokkerij binnen verenigingsverband.
Onze inhoudelijke motivatie was op andere argumenten gestoeld dan die
van de CBA.
De CBA heeft gekeken naar de deelname aan africhtingswedstrijden terwijl
wij in onze argumentatie ook de eventuele gevolgen van de fokkerij binnen
verenigingsverband mee hebben laten wegen met daarbij de dispensatieregeling
voor niet VDH leden. Deze inhoudelijke motivatie is medegedeeld in het
advies naar de Algemene Vergadering.
Of in dit geval de CBA dichter bij de praktijk staat dan het HB zal
moeten blijken wanneer duidelijk is hoeveel deelnemers met een hond
uit niet aangekeurde ouders deel hebben genomen aan africhtingswedstrijden
en of het gevolgen heeft gehad voor de fokkerij buiten verenigingsverband.
Dit laatste kunnen wij zien in de overzichten in het keurboek en de
CBA kan overzichten publiceren m.b.t. deelname van deze honden aan africhtingswedstrijden.
Reactie op HB:
De afwijzing van deze groep heeft meer met de angst voor de aantallen
te maken dan de kwaliteit maar goed het was een advies en het HB heeft
het recht dit naast zich neer te leggen.
Dat dit voorstel later in de AV wel aangenomen werd is een aanwijzing
dat de gedachtegang van de CBA meer aansloot bij de mening van de VDH-leden
dan de zienswijze van het HB. Dat is hetgeen ik bedoel met “dichter bij
de praktijk staan”.
- In de periode dat het voorgaande een voorstel was
voor de AV kwam een verzoek van een kringgroep. Deze kringgroep had
het initiatief genomen om een wedstrijd te organiseren voor alleen maar
VH I honden. Ook zij vroegen dispensatie aan van de bovengenoemde regel
omdat verschillende inschrijvingen (nog) niet aan de eis voldeden. Deze
waren door de jeugdige leeftijd nog niet in staat geweest om deel te
nemen aan een FGK en één van de ouderdieren was niet aangekeurd. De
CBA adviseerde ook hier het HB om voor deze wedstrijd dispensatie te
verlenen. Het HB nam ook hier het advies niet over -> de wedstrijd
is niet doorgegaan door een gebrek aan inschrijvingen doordat verschillende
combinaties nu niet mee konden doen.
Reactie HB.
Hier hebben wij de kgp. De Ypelaar, met een CC naar het CBA en PB, gemotiveerd
aangegeven waarom wij van mening waren geen dispensatie te moeten verlenen.
Het Hoofdbestuur heeft de visie voor een VH I wedstrijd ondersteunt
door deze op de evenementenkalender te plaatsen.
Echter zouden de spelregels voor deelname gaande het seizoen worden
aangepast en het HB was van mening dat wij in deze het vastgestelde
reglement moesten volgen mede om te voorkomen dat andere organisaties
ons ook zouden verzoeken om dispensatie op deze regel te verkrijgen.
Het ging in deze ook om een uiterst beperkt aantal en wij hebben gemeend
om geen precedent te moeten scheppen
Reactie op HB:
Echter zouden de regels voor deelname gaande het seizoen worden aangepast
en het HB was van mening dat wij in deze het vastgestelde reglement
moesten volgen mede om te voorkomen dat andere organisaties ook zouden
verzoeken om dispensatie op deze regel te verkrijgen. De motivatie van
het HB komt dan ook voornamelijk neer op het niet scheppen van precedenten.
De CBA mening berustte echter veel meer op de vraag van waarom niet
toelaten? Wie zou er hiermee tekort gedaan worden? In onze ogen niemand,
je stelt alleen meer VDH-leden in staat de sport te bedrijven.
- De CBA is van mening dat de grens van 70-jaar voor
een africhtingkeurmeester een goede zaak is. Niet voor niets hebben
wij deze eis van de SV overgenomen. Als wij in ons eigen beleid geloven
is het onlogisch om bij het overgaan van de africhtingkeurmeesters naar
de R.v.B per 01-01-2008 een keurmeester voor te stellen die deze leeftijdsgrens
al bereikt heeft. Zeker gezien het feit dat de VDH de R.v.B voor wil
stellen om deze grens in de toekomst over te nemen. De mening van het
HB was deze keurmeester toch voor te stellen.
Reactie HB.
Ook wij zijn voorstander van een leeftijdsgrens analoog aan die van
de SV. Dit staat ook opgenomen in ons keurmeestersreglement. Echter
was bij het tot stand komen van het reglement nog niet voorzien dat
dit consequenties kon hebben bij het samengaan met de CWH. J. Janse
is dit jaar 70 jaar geworden en hij zou met ingang van 01-01-2008 geen
VDH keurmeester meer zijn.
In de AV van mei is definitief besloten om de overeenkomst met de CWH
te accepteren. R. v. Eck heeft daarna contact met J. Janse gehad om
te informeren of hij wel belangstelling had om IPO keurmeester te worden
(dus ook na 2007). J. Janse heeft in dit contact aangegeven hier belangstelling
voor te hebben waarop de secretaris van de CBA het HB schriftelijk heeft
geďnformeerd om J. Janse voor te stellen.
Echter is in de CBA bijeenkomst hierna besloten om het voorstel in te
trekken.
Het Hoofdbestuur was echter van mening dat het hier 1 keurmeester betrof
die buiten de boot zou vallen. Daarnaast was voor het HB de situatie
2007, op het moment van de overeenkomst, maatgevend.
Alle andere VDH keurmeesters die vanaf 2008 de 70 jarige leeftijdsgrens
bereiken kunnen formeel IPO keurmeester blijven hetgeen wij niet tegen
kunnen houden omdat zij aangesteld zijn door de Raad van Beheer.
De Raad c.q. de C.W.H. hanteert momenteel voor haar keurmeesters geen
leeftijdsgrenzen.
Reactie op HB:
Deze reactie is nu pas gegeven en is nooit in deze bewoordingen aan
de CBA medegedeeld .
Echter de inhoud is niet de hindernis in deze zaak. Zoals ook later
in dit schrijven blijkt is dit onderwerp aan de orde geweest in het
gesprek van de CBA met een viertal HB leden.
In dit goed verlopen gesprek hebben wij dit punt afgesloten met een
gezamenlijke mening : De 70-jarige AK wordt niet voorgesteld aan de
R.v.B., de reden hiervan is dat wij als VDH de R.v.B. ook voor willen
stellen om deze leeftijdgrens in de toekomst in te voeren. Het was een
gezamenlijke mening dat het enerzijds voorstellen van deze AK en het
anderzijds voorstellen tot invoeren van de leeftijdgrens niet met elkaar
te rijmen is.
In de HB vergadering volgend op dit gesprek wordt deze “gezamenlijke”
mening teniet gedaan en de AK wordt toch voorgesteld aan de R.v.B. Dit
wordt de CBA ongemotiveerd kenbaar gemaakt.
Deze gang van zaken is voor mij een voorbeeld van het niet serieus genomen
van de CBA, het “goed verlopen” gesprek werd voor mij mede hierdoor
nutteloos en gaf mij steeds meer het gevoel van : we doen wel of we
luisteren maar als het uitkomt beslissen we toch anders.
Aangezien het HB van mening was dat hier
een ongelijkheid lag m.b.t. de andere VDH keurmeesters die Raad van
Beheer keurmeester worden hebben wij besloten om hem wel voor te dragen.
Wel hebben wij de CBA laten weten ons in te zullen spannen om ook de
leeftijdsgrens van 70 jaar via de CWH bij de AV van de Raad van Beheer
in te brengen.
Indien dit voorstel wordt aangenomen heeft het direct uitwerking op
de keurmeesters die 70 jaar of ouder zijn (dus ook J. Janse) en voor
toekomstige keurmeesters die 70 jaar worden of zijn.
Naar onze mening is, door J. Janse toch voor te dragen in combinatie
met een voorstel naar de AV van de Raad van Beheer, recht gedaan aan
een situatie waarbij J. Janse buiten de boot zou vallen.
- Een wedstrijdpakwerker is al maanden geen lid meer
van de VDH, kort voordat hij op een VH-examen pakwerk wil doen heeft
hij contact met de penningmeester van de VDH over deze kwestie. De penningmeester
is zeer duidelijk tegen deze pakwerker en verteld hem dat hij geen pakwerk
mag verrichten op dit examen omdat hij geen VDH lid is. Drie dagen voor
het betreffende examen belt de pakwerker ook het betreffende CBA-lid
op met de mededeling dat hij zijn licentie is verloren, hij verzwijgt
hier dat hij geen VDH lid is. Het CBA-lid geeft de pakwerker zijn licentienummer,
stelt de betreffende keurmeester van het examen op de hoogte omdat de
tijd te kort is om een nieuwe licentie te maken. Nogmaals : het CBA-lid
is niet op de hoogte dat deze pakwerker geen lid van de VDH is. Deze
pakwerker draait gewoon het examen. De CBA is van mening dat deze pakwerker
de boel willens en wetens beduveld heeft en trekt de licentie van deze
pakwerker in, hetgeen in het verleden zeker voor mindere vergrijpen
ook gebeurd is. Het HB vind de strafmaat te hoog terwijl in het verleden
beslist is dat de CBA de pakwerkerszaken zelfstandig mag behartigen.
Reactie HB.
Een delegatie van het Hoofdbestuur heeft hierover met de CBA gesproken.
Hierbij is naar voren gebracht dat de CBA niet de statutaire bevoegdheid
had om sanctiemaatregelen (intrekking licentie) te nemen.
Teneinde dit te corrigeren zou het HB de sanctiemaatregel aan de betreffende
pakwerker opleggen.
Argument hierbij was dat dhr. de Wilde een leemte in zijn lidmaatschap
zou hebben en hierbij automatisch zijn licentie vervallen zou zijn.
Echter uit nadere info bij de ledenadministratie kwam naar voren dat
dhr. De Wilde alsnog aan zijn contributieverplichting OVER HET GEHELE
JAAR had voldaan.
Dit volledige bedrag is ook door ons geaccepteerd hetgeen juridisch
betekend dat hij het gehele jaar lid is van de VDH. (ononderbroken lidmaatschap).
Vanuit dhr. de Wilde bestond nimmer de intentie om het lidmaatschap
op te zeggen. Door verhuizing naar het buitenland heeft hem diverse
correspondentie niet bereikt. Deze verhuizing heeft veel van zijn vrije
tijd en aandacht opgeslokt waarbij de VDH even uit zijn zicht is verdwenen.
Hem valt te verwijten dat hij geen contact heeft gehad met de VDH waar
zijn lidmaatschapskaart en VDH bladen bleven.
Ook staat vast dat op het moment van het examen de pakwerker niet in
staat was een lidmaatschapskaart te kunnen tonen. Aan de orde was op
dat moment niet de licentie maar het kunnen uitoefenen van de licentie.
Het HB was van mening dat het voorstel de licentie in te trekken disproportioneel
zou zijn. Er was ten aanzien van deze pakwerker geen enkele dossiervorming.
Daarnaast was het HB van mening dat de weergegeven inhoudelijke motivatie
van de CBA geen consequenties voor een licentie kan betekenen. Hij heeft
nimmer op een zodanige wijze pakwerk verricht dat het een intrekking
van de licentie zou betekenen.
Zijn handelwijze kan alleen gesanctioneerd worden middels ons boete
en tuchtreglement en betreft zijn hoedanigheid als VDH lid waarbij in
ogenschouw genomen dient te worden dat hem voordien nimmer een sanctie
is opgelegd.
Wij kennen een promotie/degradatieregeling. Indien een pakwerker niet
aan de daaraan gestelde eisen voldoet vervalt zijn licentie. Het niet
meer lid zijn van de VDH is hier bijv. geen onderdeel van.
Het HB heeft de plicht zorgvuldig om te gaan met belangen en rechtszekerheid
van functionarissen en leden.
In een beroepsprocedure
zou de kans bijzonder aannemelijk zijn dat een evt. HB besluit om de
licentie in te trekken nietig verklaard zou worden.
Het HB heeft dit standpunt schriftelijk toegelicht aan de commissie.
Reactie op HB:
Deze reactie van het HB is niet correct : het staat zelfs op de licentie
dat deze ongeldig is op het moment dat de eigenaar geen lid meer is
van de VDH. Daarnaast vind ik het niet correct dat de naam van deze
pakwerker genoemd wordt in deze reactie.
Ook is deze sanctie opgelegd door de portefeuillehouder van het bestuur
Dhr. van Eck en is dus een bestuursbesluit. Het terugfluiten van dit
besluit van een vak minister zo in politiek Den Haag ook tot een ministercrisis
dienen.
Het meest belangrijke in deze zaak is echter dat we in het “goed verlopen”
gesprek tussen de CBA en een viertal HB leden ook in dit geval een “gezamenlijke”
mening hadden : De licentie wordt ingetrokken.
Zonder overleg wordt ook deze beslissing enkele dagen later ongedaan
gemaakt.
Na de vergadering had eerst weer overleg moeten plaatsvinden voordat
het herroepen van de sanctie aan de betrokken werd medegedeeld. Nu werden
de afspraken eenzijdig en meteen na eerst het eens te zijn teruggedraaid.
Mede door deze gebeurtenissen en het ontevreden gevoel
dat de CBA hierdoor gekregen heeft vraagt de CBA een gesprek aan met
het HB. Dit gesprek heeft op 27 augustus 2007 plaatsgevonden. Aanwezig
was de voltallige CBA waaronder ook dhr van Eck en de HB leden dhr Mulder,
dhr van Erven en mevr Hofman. Het verslag van deze vergadering is gemaakt
door de secretaris van de CBA, dhr Besselink.
Het werd een prima vergadering. Er werd veel gediscussieerd
en ieders mening leek zonder meer gerespecteerd te worden. Vele zaken
kwamen aan de orde waaronder ook de twee laatste hierboven genoemde
punten en in alle punten werd overeenstemming bereikt en besloten op
welke manier dit voorgelegd zou worden in de eerst volgende HB vergadering.
Het CBA voorstel om een 70-jarige keurmeester niet voor te stellen aan
de R.v.B werd na discussie toch overgenomen. Doorslaggevend was hier
dat het richting R.v.B. heel ongeloofwaardig over zou komen wanneer
het verzoek tot overnemen van deze regel zou komen nadat we als VDH
zelf iemand voorgesteld hadden die deze grens al bereikt heeft.
Reactie HB.
De motivatie van het HB staat hiervoor aangegeven
De licentie van de Wedstrijdpakwerker werd toch ingetrokken,
weliswaar niet met de reden die wij als CBA gesteld hadden omdat gevreesd
werd voor verlies als deze zaak aanhangig gemaakt zou worden bij de
Commissie van Beroep. De licentie zou ingetrokken worden met de simpele
reden dat deze pakwerker geen VDH-lid was.
De voltallige CBA ging met een bijzonder tevreden gevoel naar huis en
wij hadden weer nieuwe inzet bij het vervullen van onze CBA taken.
De volgende dag kwam een E-mail van dhr Mulder dat
het intrekken van de licentie van deze pakwerker toch niet door zou
gaan. Geen overleg, niet terugkoppelen naar de CBA, dhr Mulder besliste
hierin zelf !!!
Reactie HB.
Ter verduidelijking dhr. Mulder heeft hierin niets zelf beslist integendeel
zelfs.
Op 27-08-2007 was de bijeenkomst met de CBA.
Op 29-08-2007 heeft de secretaris, op basis van nieuwe informatie, de
leden van het HB per email gevraagd om toestemming om de genomen maatregel,
welke besproken was in de bijeenkomst met de CBA, op te schorten tot
de komende HB vergadering zodat e.e.a. juridisch uitgezocht kon worden
en een brief verstuurd kon worden met steekhoudende argumenten die juridisch
afgedekt zouden zijn.
Gezien de nieuwe informatie een correcte actie. Wij hebben als bestuur
nu eenmaal de plicht om bij nieuwe feiten, die op het moment van besluitvorming
nog niet bekend waren, een besluit in heroverweging te nemen. Dit getuigt
van goed bestuur.
Hierop heeft de meerderheid van het HB het voorstel ondersteund en heeft
inhoudelijke bespreking plaatsgevonden in de HB vergadering van september.
Het besluit en inhoudelijke motivatie staan hiervoor weergegeven.
Overigens is binnen de CBA afgesproken om niet op persoonlijke titel
mondeling dan wel of schriftelijk naar buiten te treden.
Reactie op HB:
Zie voorgaande reactie op deze zaak.
Als klap op de vuurpijl werd in de HB vergadering
die hierop volgde ook beslist dat de 70-jarige keurmeester toch voorgesteld
werd aan de R.v.B !!!
Vier van de zeven HB leden waren aanwezig op het gesprek van 27-08,
hoe kan het gebeuren dat anders beslist wordt? De enige reden die ik
kan bedenken is dat de CBA op 27-08 alles op de mouw gespeld is en terugkomend
op mijn eerder vermelde idee: Wij als HB weten wel hoe het allemaal
in elkaar zit, blijven jullie maar lekker jullie werk verrichten maar
als het erop aankomt beslissen wij toch zonder verder overleg,
Reactie HB.
Zie de inhoudelijke motivatie hierboven.
Daarbij ben ik van mening dat binnen het HB weinig
recente africhtingservaring aanwezig is, echt contact met de werkvloer
is er maar bij een enkeling. Dit hoeft niet direct een probleem te zijn
maar ik zou dan toch verwachten dat er meer rekening gehouden zou worden
met een commissie bestaande uit echter praktijkmensen die nog dagelijks
direct contact hebben met de werkvloer.
Door bovenstaande gebeurtenissen hebben wij als CBA
de voorzitter van de VDH, dhr Mulder, uitgenodigd op onze CBA vergadering
van 15-10-2007.
Besproken wordt daar natuurlijk het ontevreden gevoel dat wij als CBA
leden hebben na het niet nakomen van de afspraken gemaakt in de vergadering
van 27-08.
Daarnaast wordt de voorzitter uitleg gevraagd over een uitspraak die
hij gedaan heeft op het NIAK 2006. Ik als CBA lid heb daar geinformeerd
waarom hij niet aanwezig was op het WK 2006 in Randers. De voorzitter
zijn antwoord toen was duidelijk en zeer pijnlijk: “ik ben blij dat
ik er niet was want ik had me de ogen uit de kop geschaamd.”
Ook in 2007 de tegenvaller dat hij niet aanwezig was in Bratislava.
Reactie HB
M.b.t. het WUSV africhtingskampioenschap het volgende: het is correct
dat de voorzitter richting dhr. Jonkers deze uitspraak heeft gedaan.
M.b.t. de afwezigheid van de voorzitter op het betreffende evenement
staat vast dat er 1 x per jaar een officiële WUSV vergadering is welke
gekoppeld is aan de Bundessiegerzuchtschau.
De voorzitter van de VDH bezoekt deze WUSV vergadering omdat alleen
hier besluiten genomen kunnen worden. Dit staat los van een eventueel
bezoek aan de HZS.
De WUSV vergadering na afloop van het WUSV africhtingskampioenschap
is geen officiële besluitvormende vergadering maar gaat alleen over
africhtingszaken de WUSV betreffend.
Er is dus geen noodzaak dat de voorzitter hier aanwezig moet zijn temeer
daar de Commissaris Africhting in deze bijeenkomst als inhoudsdeskundige
aanwezig is.
Daarnaast wordt er door de voorzitter (en andere HB leden) veel vrije
tijd in de VDH gestoken en aanwezigheid op het WUSV wereldkampioenschap
africhting betekent extra vrije dagen opnemen met bijbehorende reis
en verblijfskosten.
Zoals gesteld is aanwezigheid vanuit bestuurlijk perspectief niet nodig
Reactie op HB:
Het ging in deze om de denigrerende uitspraak van de voorzitter over
de prestaties van de VDH WK ploeg 2006.
Daarnaast vind ik dat je van de voorzitter van de VDH mag verwachten
dat hij minimaal wisselend aanwezig is op de HZS en op het WUSV Kampioenschap.
Hier bedoel ik mee bv het ene jaar bij het kynologisch evenement, het
andere jaar bij het africhtingevenement.
Om de aansluitende vergadering als kapstok te gebruiken vind ik een
niet acceptabele reden.
Gedurende deze vergadering heeft dhr.Mulder als voorzitter
van de VDH geen enkele poging gedaan om begrip op te brengen voor onze
motivatie en gevoelens. Halsstarrig bleef hij overeind en zich vasthouden
aan “juridische adviezen” zonder ook maar een klein beetje gevoelsmatig
op de zaken in te willen gaan.
Ik had heel sterk het gevoel dat de intentie om de verschillen van mening
op te lossen niet aanwezig was bij dhr Mulder.
Reactie HB.
De voorzitter had niet het gevoel dat het om een open gesprek ging,
integendeel zelfs. Posities leken al ingenomen te zijn en zelfs de Commissaris
Africhting had in de HB vergadering al aangegeven dat, naar zijn mening,
het besluit van T. Jonkers al vaststond.
In de bijeenkomst werd ook nadrukkelijk door dhr. Jonkers aangegeven
dat voor hem de maat vol was en hij definitief zou stoppen.
Op verzoek van de voorzitter of hij nog bereid was om de lopende zaken
af te handelen werd gereageerd dat hij per direct zijn functie neer
had gelegd.
Kortom de voorzitter werd geconfronteerd met min of meer voldongen feiten
en hij had zeker niet het gevoel, gezien de inhoud en wijze van presentatie,
dat een bemiddelingspoging nog succesvol zou zijn.
Reactie op HB:
En deze voorzitter ontbreekt elke bereidheid om een poging te wagen
want zijn gevoel is natuurlijk nooit fout en waarom proberen of het
misschien toch wel lukt?
Maar is het niet zo dat op de eerst vergadering met de CBA dit gevoel
al aanwezig was bij de voorzitter en dat de ontwikkelingen hem zo eigenlijk
wel goed uitkomen?
Op deze avond heb ik gesteld per direct te stoppen
als CBA-lid. Het is voor mij een onwerkbare situatie geworden onder
dit HB en onder deze voorzitter.
Een taak verrichten in verenigingsverband is natuurlijk allemaal vrijwilligerswerk,
hetgeen ik binnen de CBA altijd met veel inzet en plezier heb gedaan.
Wat ik ervoor terug verwacht is af en toe een bedankje maar wat ik zeker
verwacht is dat ik met respect behandeld wordt. Dit laatste is mijn
belangrijkste breekpunt, ik voel mij respectloos en als een dom kind
behandeld door de uiteengezette gang van zaken.
Natuurlijk bekroop mij kort het gevoel dat al deze
jaren de erin gestoken tijd nutteloos was. Inmiddels ben ik van mening
dat dit zeker niet zo is. Heel veel respect heb ik genoten van de pakwerkers,
spooruitzetters en spoorleggers gedurende de opleidingen en examens.
De bijeenkomsten met de Allroundpakwerkers waardoor deze vakmensen meer
betrokken zijn geraakt bij de opleidingen maar ook bij de uitvoering
van ons reglement hebben zeker zijn vruchten afgeworpen.
Daarnaast heel veel zaken die wel naar tevredenheid afgehandeld zijn
en zeker niet als laatste de prima verlopende en eerlijke samenwerking
met de andere CBA-leden maken dat ik achteraf gezien zeker geen spijt
heb van het CBA-lidmaatschap.
Ik ben wel van mening dat als de houding van het HB
niet drastisch veranderd dit beleid gedoemd is te mislukken. Nogmaals:
werk verrichten is prima maar een stukje waardering en respect is toch
het minimale dat je terug mag verwachten binnen het verenigingsleven.
De manier waarop wij als CBA de laatste 18 maanden behandeld zijn zou
zelfs in het bedrijfsleven niet geaccepteerd worden.
Met sportgroeten,
Toine Jonkers.
Toelichting HB.
In het algemeen: De voorzitter van de CBA is een lid van het hoofdbestuur.
De commissie is een bijstandcommissie voor advisering en uitvoering
van het hoofdbestuursbeleid. Via de voorzitter (HB-lid) verloopt de
communicatie HB naar commissie rechtstreeks. Voorstellen van de bijstandscommissie
worden in het hoofdbestuur ter finale besluitvorming voorgelegd en het
HB besluit wordt schriftelijk medegedeeld waarbij het desbetreffende
HB lid binnen de commissie een eventuele toelichting kan geven. Besluitvorming
binnen HB geschiedt met meerderheidsbesluit.
Tot zover
de feitelijke en inhoudelijke reactie van het HB.
Wij als HB betreuren het dat twee CBA leden, na zeer vele CBA jaren,
per direct hun functie hebben neergelegd. Om de continuďteit zoveel
als mogelijk is te waarborgen, mede i.v.m. de vele taken die de CBA
wacht door het o.a. het samengaan met de CWH, zal het Hoofdbestuur,
in afwachting van opvolgers zoveel mogelijk ondersteuning en hulp bieden.
Reactie op HB:
Natuurlijk heeft het HB nu besloten om als eenheid naar buiten te treden,
hetgeen echter niet gelukt is
|